Column Miranda Gommans:
Aalsmeer – Vorige week woensdag fietste ik, al genietend van het mooie weer, over de Stommeerweg richting huis (Hornmeer). Ik had net een leuk interview afgenomen en ik voelde me vrolijk en blij van binnen. De lente doet dat trouwens wel met mij. Ik krijg er een opgewekt gevoel van en krijg er een permanente glimlach van op mijn gezicht. Ik ga nog nét niet neuriën: ‘Oh wat is het leven fijn, als de zon schijnt!’, maar dat scheelt bar weinig. Ter hoogte van restaurant Welkom Thuis maakte ik in een fractie van een seconde de beslissing om naar links te gaan en vervolgens achter het restaurant het kluchtje af te rijden richting die uitkomt op de parkeerplaats. Had ik maar lekker langs de poel blijven fietsen, dan had het volgende niet plaatsgevonden.. Ik had al een flinke vaart toen er een hond enthousiast om de hoek vandaan kwam zetten. Het was een joekel van een Berner Sennen en hij keek voor mijn gevoel net zo blij als ik. Ik dacht nog ‘hij zal toch niet voor mijn fiets springen?’ Maar jawel hoor. Ik begon nog te remmen, zijn baas gaf een brul, maar het beest luisterde voor geen meter, denderde door en nam een snoekduik tussen mijn wielen.. daar gingen we. Ik met mijn benen in de lucht, fiets een meter of twee verderop en de hond piepend tussen de spaken. Ik rolde nog een stukkie door, omdat het op het schuine gedeelte was, en kwam vervolgens beduusd tot stilstand op mijn billen met mijn benen en voeten recht vooruit. Ik was gelukkig niet op mijn hoofd gevallen en alles deed het nog. In eerste instantie dacht ik dan ook dat mijn fiets er slechter aan toe was dan ik. Het voorlichtje was uit elkaar gesprongen en de batterijen lagen drie meter verderop in het gras en tussen de struiken. De eigenaar van de hond was net zo geschrokken als ik en hielp mee met zoeken. Hij stamelde een paar keer: ‘Sorry hoor’ Oh echt sorry’ en ‘die stomme hond ook..’. ‘Is ie niet van jou dan?’ vroeg ik. ‘Jawel, maar luisteren, ho maar.’ De hond in kwestie had inmiddels een spurt genomen naar hetzelfde grasveldje om daar, uitgelaten met de tong naar buiten, een mooie dampende hoop te fabriceren. Ik dacht nog; ‘Hij moest waarschijnlijk wel héél erg nodig, dat ie zo abrupt overstak.’ Toen we het lichtje gefikst hadden, het stuur weer rechtgebogen en ik mijn kleren had afgeklopt, kon ik mijn reis voortzetten. De hond kwam nog even dag zeggen en had er gelukkig niets aan overgehouden. Zijn aardige baas voelde zich net zo ongemakkelijk als ik. Ik stelde hem gerust; ‘Het had erger af kunnen lopen hoor. Niks aan de hand joh. Kan gebeuren’. Toen reed ik weg en merkte meteen dat er een enorme slinger in mijn wiel zat/nog zit. Ik had zo de bibbers in mijn benen dat ik niet de kracht had om terug te rijden om dat te melden. Het is dan weliswaar een overjarige fiets, maar ik moet toch even een fietsenmakertje opsnorren of het als reden aangrijpen om een nieuw exemplaar te scoren. Als de eigenaar van de hond zich geroepen voelt om zijn aansprakelijkheidsverzekering aan te spreken, dan houd ik me aanbevolen, maar dat terzijde. Bij thuiskomst bleek echter niet alleen mijn fiets in de kreukels; ik had zelf toch ook wel een beetje last. Op mijn knie zat een grote schaafwond en de dagen daarna was ie dubbel zo dik en enorm blauw. Ook werd ik de dag na de botsing wakker met spierpijn door mijn hele lijf en een pijnlijke rechterschouder. Dat een ongeluk in een klein hoekje zit daar ben ik me inmiddels terdege van bewust geworden. Twee weken voor dit valaccident was ik trouwens ook al met mijn fiets gevallen. Toen reed ik wél langs de Poel, maar iets te dicht tegen het stoeprandje aan. Manlief en ik hadden een paar feestjes gehad en lopen had achteraf beter geweest.. Deze valpartij, waaraan ik geen enkele schade heb overgehouden en waarover ik alleen maar kan lachen, had dus een heel andere oorzaak. Er was namelijk in de buurt geen hond te bekennen… www.tekstenkantoor.nl